maandag 9 maart 2009

Verslag Thailand-cambodja januari- maart 2009

Bangkok 27 jan 2009

Gisteren aangekomen in Thailand. Bangkok, big city, big big city. Meerdere vreemde overgangen in korte tijd. Van bevroren waterafvoeren in Belgie binnen een etmaal, gearriveerd in een klimaat waarin zelfs de palmbomen het warm hebben. Van een internetratrace door heel Nederland, op zoek naar goedkope tweedehands malariapillen, aangekomen in tropische loomheid. Van een schematische dagindeling waar ‘s nachts in ieder geval een paar uur geslapen wordt en een keer of vier gegeten, terechtgekomen in een tijdsbeleving waarin ik permanent honger heb, maar niets door mijn keel krijg, en permanent moe ben, maar in mijn bed klaarwakker naar het plafond lig te staren. Mijn lichaam en geest zijn bij benadering een halve dag kwijt, hoewel ik maar zes uur heb verloren. Het is nu kwart voor acht in de ochtend. Maar de helft van mijn lijf zegt mij nog dat het tijd is om aan de nacht te beginnen. Dat is dan een van die kleine nadelen van het vliegen... Wat is gebeleven is mijn snotneus. Tot dit weekend van een winterse laagland verkoudheid. Na dit weekend van een acute airco-versnuffing. Zwak gestel. Daar hebben we gisteren gelijk maar een pet opgezet. Want mijn coupsel begon zelfs mij te ergeren.

Tijdens het plafondstaren vannacht heb ik dan in ieder geval weer eens rustig kunnen nadenken over de komende weken. Daar was ik nog niet echt aan toegekomen. Laos lijkt me vanaf hier lang en ver. Ik vraag me af of we nog wel de ‘radical backpackers’ van weleer zijn. En zonder tent en klimspullen, maar met twee laptops op zak voelt het ook anders. Zes weken voelt verder ook kort, nu al. Hoewel, als alle nachten zolang duren als afgelopen nacht... En eigenlijk hoeven we ook helemaal niet meer zo te bewijzen hoe ‘radical’ we zijn. Azie lijkt sowieso weer een stuk tienertoerderiger te zijn geworden. Misschien is een uitgebreid rondje Cambodja wel veel aardiger. Met het konijneneiland bij Kep, het Cardamongebergte, Phnom Penh, Siem Reap met de oude tempels (en het landmijnmuseum), de Mekong met Kratie met de zoetwaterdolfijnen, en de ‘remote wilderness in het noordoosten.

Om de hoek van ons hotel-dat-we-bij-de-vlucht-cadeau-kregen ligt een straatje met uitspanninkjes met daarin allerlei door gezondheidsgidsjes verboden lekkernijen. Toch maar eens wat van gaan proberen, als afwisseling van de miesoepjes ter ontbijt, Nicole’s worldfavorites...

Verder nog geen dier gezien hier, op een paar ton olifant na, die moeilijk te missen waren, bij Nana, tussen de Thaise hoeren. De grootste van de twee dikhuiden had een rood lampje aan zijn staart. Niet om het redlight district mee aan te geven, maar om achteropkomend verkeer gewag te maken van zijn aanwezigheid. Mixed feelings, bij die dames en de dikhuiden. Ook daar zit weer een heel verhaal achter. Ik zou het anders gedaan hebben, als dit mijn land was geweest. Ik zal onze dames nooit een rode lamp aan hun staart binden. De kleine zou me nooit meer aankijken! En nu ontbijten!!


Trat, 29 januari
Thailand begint weer te wennen. Tijd om een land op te schuiven naar rechts. Trat is het laatste stadje voor de Cambodjaanse grens. Nog steeds is slapen niet mijn grootste hobby, ik lig nog uren wakker. Daar kun je je aan ergeren, maar je kunt er natuurlijk ook iets mee doen. Ik lag vannacht naar de grote helicopter boven ons te kijken. Ik vraag me bij die dingen altijd af wat er gebeurt als de bevestiging het begeeft. Dan komen die krengen natuurlijk met een rotvaart naar onder suizen, alles weghakkend wat ze op hun vlucht naar beneden tegenkomen, want ik neem aan dat ze niet naar boven vliegen, zoals normale helicopters.

Een andere gewaarwording: we sliepen vannacht boven het water! Het huis waarin we tijdelijk bivakkeren is een gammele Thaise hut die half in de rivier staat, op palen. Onder ons zwemmen vissen, ratten en drollen, want aan riolen lijken ze hier niet te doen.

Als het tijd begint te worden om op te staan dommel ik in. Chronische jetlag... Tijdens het gedommel hoor ik een astmatische rat, maar als ik me op het geluid concentreer lijkt het toch meer een voetluchtpompje te zijn. Vast iemand die buiten een luchtbed aan het oppompen is. Om 7 uur in de ochtend? Nieuwsgierig ga ik kijken. Het is onze Thaise bivakbuurjongen. Hij is allemaal kniehoge supermannen van plastic aan het opblazen, om ze in een draagbare plastic kerstboom te hangen. Ik neem aan dat hij er zo mee naar de markt gaat om ze te verkopen. Het was me al eerder opgevallen. Thaise kinderen van een jaar of zes zijn dol op dingen die je aan een Nederlandse zesjarige echt niet meer gesleten krijgt.

Gisteren onder handen genomen door een masseuse. Ook zo’n typisch Thais ding. Dat masseren dan. Het begon dit keer voorzichtig voor Thaise begrippen. Het was meer aaien dan kneden, maar toen zij en ik opgewarmd waren begon het betere martelwerk. Ze weten precies waar alle gevoelige plekken zitten. Er is weinig kracht voor nodig om iemand flink pijn te doen. Als ze de kans krijgen draaien ze je lichaam in bochten als een uitgewrongen dweil. Best knap, want zo’n Thaidwerg moet dan met haar knie je bekken torderen terwijl ze met een andere ledemaat je schouder op de grond houdt. Ze zal zelf ongeveer in spagaat hebben gestaan. Dat maak je dan helaas niet erg bewust mee, omdat je op je buik ligt. Voor de masseur is zo’n lomp groot westers lichaam een hele kluif.


Kampot (Cambodja), 30 januari

Vier dagen nadat we in BKK geland zijn gaan we met een minibus vanaf Trat richting Cambodjaanse grens. Rondom dit soort grenzen is er altijd een hoop ‘gehossel’. De Thai en de Cambodianen voerden afgelopen jaar een mini-oorlogje over een tempel op de grens. Ze houden niet erg van elkaar. Op de grens is het een drukte van jewelste. Handelaren, transittoeristen en locals die een centje proberen mee te pikken van de onwetendheid van veel passanten: we krijgen gelijk een horde taxichauffeurs en visaformulierinvulhulpen over ons heen. Ze druipen snel af als we ze beleefd uitleggen dat we het zelf wel doen. Echte volhouders zijn het niet. We kruipen achterop twee moto´s, motortaxi´s, die ons afzetten in Koh Kong, de eerste plek van enige omvang in Cambodja. Er is niet lang geleden een weg aangelegd naar Koh Kong. Voorheen was deze plek alleen maar via de zee te bereiken vanuit Cambodja, vanuit Sihanoukville. De meeste reizigers gingen tot voor kort met de boot, nemen tegenwoordig gewoon de bus. Wel zo snel. In Koh Kong is het even schrikken: Het is er veel armoediger dan in Thailand. Minder auto’s, meer mensen en meer zooi overal. De bussen verder Cambodja in blijken tot half negen in de ochtend te vertrekken. Niet bepaald tijdstippen waarop wij excelleren. We missen de reguliere bussen, maar kunnen meerijden met een volgestouwde minibus, die op weg is naar Vietnam. Grote hilariteit bij de inzittendenals wij instappen. We zijn een paar maten groter dan de rest en vouwen ons met moeite in de bus. Niemand spreekt Engels, geen woord. En wat zij wel spreken is ons ook onduidelijk. Vietnamees of Khmer. Het lijkt in ieder geval niet op Thais. We reizen vier uur over de net aangelegde weg dwars door het oerwoud en arriveren in Kampot.

Nieuw land, nieuwe dieren op de weg. Cambodja ligt aan onze voeten. Tis wel een stapje terug in luxe, minder strak georganiseerd en veel corrupter. Nadat we in een minibus terecht kwamen van een clubje dat ons op een bescheiden maar overtuigende manier een oortje aannaaide kwam datzelfde clubje in een politiefuik terecht. Chauffeur uitstappen, licht panisch, semi joviaal ontvangen door een stuk of wat agenten onder een zonnescherm. Ik zie een natgezwete chauffeursrug: Kletsen, armen omhoog geheven naar de hemel, wijzen naar het busje, naar ons waarschijnlijk, want wie anders dan wij waren de buit van het clubje? Nog meer kletsen, ongemakkelijke blikken naar ons en dan toch maar betalen. Daar ging het oor dat zij ons hadden aangenaaid. Het oor werd gelijk weer ingeleverd bij de politie... Iedereen naait iedereen hier. Zelfs wij naaien wel eens zo’n Aziaat, al is dat meestal per ongeluk. Maar het gebeurt altijd met een glimlach. Het hoort er een beetje bij. Als we na het politieincident doorrijden weigert een ander busje te stoppen voor de politie. Dapper. Maar als de agenten de motor zien die achter uit de bus steekt, inclusief berijder van de motor in het busje, speert de politiewagen erachter aan. De waaghalzen worden snel ingerekend.

De reis verliep verder zonder incidenten, op wat waterbuffels na die af en toe over het asfalt kuierden. Onderweg verbazen we ons over de mooie gele verkeersborden die de weggebruikers voor van alles waarschuwen: scherpe bocht, stevige daling, koe op de weg, olifant op de weg. Van dat laatste bord net geen foto kunnen maken, helaas!

We slaan de redelijk toeristisch ontwikkelde strandplaats Shinoukville over en rijden door naar Kampot, een uitgebreid dorp aan een rivier waar het goed toeven is. De sfeer is er rustig en ongedwongen. Wij komen buitengewoon veel gelijkgestemden tegen, voor wie het allemaal wel mooi is zo. Geen disco´s of grootschalige toeristische attracties. Alles is er locaal en kleinschalig. We maken ons op voor een langer durend verblijf hier in de omgeving.

We spreken een landgenoot, die een paar weken hier is. Niemand die we tot nu toe gesproken hebben slikt malariaprofylaxen, dus het wordt steeds minder aannemelijk dat wij er aan gaan beginnen. De Nederlander vertelt ons over het land. Van het systeem klopt maar weinig. Het is behoorlijk anarchistisch. Alles met een uniform behoort tot de club die het land leegroven. Cambodja is een van de armste landen ter wereld. Een paar decennia oorlogen en bezettingen van het land, bombardementen door Amerikanen en foute regimes moeten vreselijke wonden hebben achtergelaten. De Killing Fields, de massagraven van Pol Pots Khmer Rouge zijn getuigen van een vreselijke periode, maar het land ligt verder ook nog vol met landmijnen, neergelegd door twee van de partijen die elkaar naar het leven stonden: de Vietnamezen en Khmer Rouge. Ook van de Amerikanen heeft het land nog wat explosief goed geerfd: UXO’s, unexploded ordnance, niet ontplofte clusterbommen. Af en toe gaat er eens een olifant of een kind op zo’n ding staan.

Als er iets werkt in dit land is het een initiatief van een buitenlandse NGO, of een nog niet vernield ding uit de Franse koloniale tijd. Zo lijkt het erop alsof er af en toe een trein rijdt tussen Phnom Penh en Battambang, maar wanneer hij rijdt en hoelang de trein erover doet weet niemand. De Khmer zelf lijken de boel een beetje te hebben opgegeven. Het systeem is corrupt, het regenwoud wordt in hoog tempo gekapt, van duurzame ontwikkeling heeft niemand gehoord. Terwijl het land ideaal op een uitgebalanceerde manier toerisme zou kunnen ontwikkelen, wordt er alleen roofbouw gepleegd. Je kunt er oerwoudwild eten, gegrild op teakhoutskool. In het oerwoud staan grote brandnieuwe fabrieken die hout en edelstenen verwerken. Voor iemand met een Hummer of een andere SUV is er veel geld te verdienen in Cambodja. De bijzondere natuur en de locale bevolking schieten er weinig mee op. Maar wij hebben hier natuurlijk weinig in te brengen, met ons huis gebouwd met door de Belgen uit de Congo geroofd geld... Voorlopig is het wel prettig hier.


Kampot, 1 februari 2009

Het leven kabbelt voort, gelijk de rivier die langs ons guesthouse stroomt. Vissers verkopen in de vroege ochtend op een rivierbank de vis die ze gevangen hebben in de nacht, op zee. Aan de rivieroever liggen zeeschelpen en ik zag al twee keer een reuze zeester. Het dorp heeft meerdere sferen: Aan de rivierkant wordt gebouwd aan een soort relaxte boulevard met palmen en andere bomen. Er is wat toerisme, net genoeg om het toegankelijk te maken, maar beslist nog niet teveel. Een paar eettentjes gerund door westerlingen worden bezocht door prettig reisvolk. Toch vreest menigeen al de opkomst van Shihanoukville-praktijken. Een eerste disco is inmiddels gesignaleerd...

Iets verderop het dorp in worden de varkens nog vervoerd achter op de brommer, lopen de kippen op straat en spelen smoezelige kinderen in de modder. Papayaboompjes als onkruid op wat eens de stoep was dragen vrucht. Tussen al het afval op straat en de nog steeds niet uitgewiste vervalsporen van oorlogen en bombardementen staan fruitshakeverkopers of scharelen wat locals. Een favoriete locale bezigheid overdag is slapen. Liefst midden op straat. Onder een vrachtwagen in de schaduw, in een hangmat onder een boom of meer luxe: in brommer met aanhangwagen tuk tuk (de moto-remauk), in afwachting op een vrachtje mensen.
Na zonsondergang gaat het licht op straat uit en valt alles weer in slaap, op de boulevard na, waar het licht en de mensen langer blijven nabranden.

Aan de overkant van de rivier is het huttendeel van het dorp. Rieten hutten met bladeren van bananenbladeren en golfplaat, hier en daar een houten huis en nog spaarzamer een stenen huis. In de halfopen hutjes hokken hele families samen. Gemiddeld wordt er vrij vrolijk op de buitenlanders die er sporadisch langsfietsen of brommeren gereageerd. Het ziet er prozaisch uit, maar het leven is hard in dit deel van het dorp. In Cambodja zijn op een paar SUV’s na weinig auto’s, en hier komen die vehikels al helemaal niet. Je hebt wel de wildste combinaties op het thema bromfiets: een bromfiets met tussen de een en vijf passagiers, een tuk tuk bromfiets en een bromfiets met aanhanger die we zelfs met de volvo niet van zijn plek zouden krijgen. Vergelijkbare variaties zijn er voor de fiets.

Gisteren reden we voor zonsondergang iets verder tussen die hutjes door aan de andere kant van de rivier het dorp uit. Rijstvelden en palmbomen, af en toe beklommen door palmboomklimmers. De hutjes zijn nu af en toe op palen. De weg is inmiddels een gravelpad geworden.

Terug in het dorp met zijn tweeen door blinde masseurs onder handen genomen. Een gevoelige ervaring. De blinden werken op de tast en screenen eerst het lichaam. Ze voelen gelijk welk deel van het lichaam wat extra aandacht nodig heeft. Binnen vijf minuten port mijn masseur met vol gewicht een elleboog in mijn onderrug. Ik krijg niet eens de tijd om te verkrampen van de pijn...

In ons guesthouse raken we in gesprek met een Belg, die in Skone (Skuon) ergens bij Phnom Penh gefrituurde tarantulas heeft gegeten. Een locale delicatesse. Volgens de lekkerbek smaakte het naar kip met kruiden. Ik kan toch maar moeilijk hoogte krijgen van die Khmer.... Terwijl hij dit vertelt zien wij boven de lamp buiten onze kamer een supergecko met als afmeting de maat tussen een loempia en een fricandel. Op muggenjacht natuurlijk. Net als de padden en de muurkikker die we eerder die avond al zagen. Eten en gegeten worden. De mug eet de mens, de kikker eet de mug, de tarantula eet de kikker en de Cambodjaanse mens eet zo’n beetje alles wat je in de frituur kunt flikkeren, op het griezelige af.


Koh Tunsay, 4 februari

We zitten inmiddels op een eiland vol tropisch dier. Tropische kip op het strand, tropische honden bij onze bamboehut en tropische koe, heilig dier zowat, ook op het strand. En dan doen we niet moeilijk over aanspoelend koraal met kokosnoot, gelukkig met een haast fris aandoende wind in de vroege ochtend. Ondanks het gedierte echter nog geen konijn gezien, terwijl de engelse vertaling van de naam van het eiland toch Rabbit Island is.

Om hier te geraken was het nog een hele toer. Normale vissers mogen geen toeristen meer meenemen. Het eiland toerisme is tegenwoordig officieel door de politie op het vasteland geregeld. Alleen boten van de politievrienden mogen dus de 20 dollar vangen voor de lading blanken die worden overgezet. We regelen zelf dat de boot volgeraakt, zodat we de prijs kunnen delen. De bootregelaar staat het gelaten toe. Als we met vier anderen in de boot zitten, verschijnen er nog twee toeristen op de pier. We nodigen ze uit om mee te varen, we hebben immers toch al voor de boot betaald en ze passen er makkelijk bij. Geen denken aan volgens de Cambodjanen die het allemaal regelen. De politie wordt erbij gehaald en de twee toeristen gaan uiteindelijk toch maar van boord. Het eiland zelf stelt weinig voor. Een heuvel met oerwoud erop en oerwoudgeluid op de achtergrond. Op de voorgrond een halve kilometer strand met palmbomen en wat bamboehutten. Het eiland ligt bezaaid met kokosnoten en overal loopt erg gezellig vee: kippen, honden en koeien.Op het eiland is geen baksteen te vinden. Voor het strand liggen tien eenvoudige houten vissersboten voor anker. Onze boot legt aan voor het strand. De laatste tien meter waden we door het water naar het strand. Samen met twee oudere Quebequois die een zeer komisch soort Frans spreken hobbelen we naar de hutjes die het verste afliggen van waar de meeste boten en toeristen op het strand liggen en nemen onze intrek in een eenvoudige bamboehut. Er zijn nog geen vijftig buitenlanders op het eiland, waarvan het grootste deel de nacht niet blijft. Tegen zonsondetgang gaan drie generatoren draaien, een paar tl-balken verlichten nu een paar eettentjes op het strand. Op het menu staan vooral krab, vis en garnalen. Om negen uur zwijgen de generatoren en hult het eiland zich in diepe rust.

Op de wc huizen zwarte schorpioentjes. Geen grote, maar toch. We plassen op het strand in het donker.


Kratie, 7 februari 2009

Na twee dagen op het konijneneiland begint t weer te kriebelen. We nemen een boot terug naar de bewoonde wereld, een tuk tuk en weer een bus en komen tegen het vallen van de avond in Phnom Penh aan. Daar is het vooral erg druk. De dag erna huren we een fiets en verkennen we de stad. Het verkeer is wel even wennen. Het is massaal en onberekenbaar, maar na verloop van tijd snappen we hoe het werkt. Er gebeuren verbluffend weinig ongelukken. Nicole laat haar oren uitspuiten in een derdewereldziekenhuis dat we tegenkomen. Vanwege de onkundigheid van de arts gaat ze bijna van haar stokje. Ze ziet opeens lijkbleek. Als ze even gaat liggen komt ze bij. Het ziet er allemaal zeer middeleeuws uit. De apparatuur is van het jaar nul en er lopen vooral heel veel mensen in witte jassen erg gewichtig te doen. Nicole komt t ziekenhuis uit met oorpijn, een zwevend gevoel en een waslijst pillen. De grote stad is duidelijk niet ons verhaal. We fietsen rond op zoek naar een café met Wifi en blijven daar uren fruitshakes drinken. Op dit soort plekken is het een gaan en komen van buitenlanders met een laptoptas. Iedere toerist lijkt tegenwoordig wel met zo’n ding rond te slepen.

De stad boeit verder niet zo en we kopen een busticket naar Kratie een stadje in noord Cambodja, aan de Mekong. ’s Avonds eten we op het terras bij een chinees: gebakken paling en wat andere lekkernijen. In grote bakken zwemmen de specialiteiten van het huis rond: kreeften in alle vormen en maten, zoet en zoutwater, meervallen, vissen en zelfs schildpadden.

Nieuwe dag, nieuwe dieren. Cambodja is een dierenland. Na een uurtje bussen is het tijd voor het ontbijt. We zitten inmiddels in Skone, bekend om zijn gefrituurde tarantulla’s. Bij het restaurantje waar we de bus verlaten lopen we gelijk tegen een emmer van die achtpotige zwarte joekels aan. Serieuze kost voor spinnenliefhebbers! Nicole houdt gepaste afstand. Het ziet er verre van lekker uit. Ook de gefrituurde vorm kan me niet bekoren. Daarom neem ik genoegen met een zakje versgebakken sprinkhanen. Die smaken tenminste nog ergens naar. Knisperige shot proteinen. Nicole houdt het bij een soepje.

We vervolgen onze weg. Veelvuldig halen we een ossenkar in. Aan de andere kant worden we door zeker drie Hummers en een veelvoud aan andere hele dure SUV´s ingehaald. Het land is rijk, de bevolking is arm. Ik spreek een Fins meisje over malaria. Ze is net gestopt met het slikken van Lariam. Ze kreeg er angstaanvallen van en kon niet meer slapen. Haar vriendje slikte nog wel keurig, hij is de eerste die we ontmoeten die profylaxen slikt.

Op driekwart van de trip maken we nog een stop in Snuol een stoffig dorpje. Ik loop een smerig marktje op en kom daar ergens helemaal achterin een op een bamboeframepje opgespannen grote vleermuis tegen, in staat van ontbinding. Een luguber gezicht, maar het komt me ergens bekend van voor. Volgens mij heeft het iets met zwarte magie van doen. Ik huiver en loop snel door. Die sprinkhanen
van vanochtend waren eigenlijk best wel genoeg voer voor vandaag, besluit ik.

Een uur of twee later arriveren we in Kratie, een overzichtelijk dorp aan de Mekong, die hier misschien wel een kilometer breed is, in het droge seizoen. Er gebeurt niet veel, maar de sfeer is hier erg goed, dat voel je gelijk. Nadat we inchecken in een hotel dat weinig inspireert, gaan we zitten aan een soort boulevard die uitkijkt over de brede rivier, die onder ons massa’s water per seconden vanuit de Himalaya naar de Mekongdelta in zuidelijk Vietnam stuwt. Deze rivier is bijna overal magisch, waar je hem ook ziet. De zon gaat onder. Als ik dit stukje uitschrijf op ons hotelbed, kruipt een kleine gekko over het snoer van mijn computer.


Kratie, 9 februari

Kratie is een blijvertje. Het barst hier van de malaria en dat begrijpen we goed. Als ik een malariamug was zou ik ook hier gaan wonen. Een oud mannetje vraagt me of hij wat met me mag kletsen in het Frans en ik stem in. Hij legt me uit dat hij nog Frans heeft leren spreken op school in de jaren 50. Hij zal heel wat hebben meegmaakt, hoewel Pol Pot hier minder heeft huisgehouden dan elders in het land. Ik durf het thema Khmer Rouge niet goed aan te roeren. Wel vraag ik iedere Israelier die we zien of ze gehoord hebben van de ‘Welwillenden’ van Littell, maar eerlijk is eerlijk, de Israeli die we ontmoeten zijn stuk voor stuk sympathiek. Waarschijnlijk trekken zij het leven in hun land momenteel ook niet.

Gisteren per fiets naar de zoetwaterdolfijnen een uurtje verderop gefietst. Een hele toer nog bij een temperatuur van ruim boven de dertig graden. Gelukkig is het hier erg droog. We raken bij een badderplek aan de Mekong aan de praat met een jongen die aardig Engels spreekt. Hij beweert dat hij ons vlak bij de dolfijnen kan brengen met een boot zonder motor. Hij brengt ons naar een eilandje midden in de rivier. Na een paar minuten zien we de eerste rugvinnen en dolfijnruggen al verschijnen. We zien er zeker twintig, alleen zien we niet meer dan hun ruggen. Toch is het spectaculair. De setting, de dolfijnen, de jochies die ons trots hun plekje verkopen voor een dagsalaris van een politieagent...
Dolfijnverzadigd keren we terug naar Kratie om daar net bij zonsondergang te arriveren. Hoog tijd voor een biertje op de kade van de rivier. Het stijgt ons meteen naar het hoofd in de hitte.

Vandaag gaat Nicole weer eens aan de slag met haar proefschrift. Ik struin wat rond over de markt en steek over naar het eiland dat we zien liggen vanuit onze nieuwe hotelkamer. Die nieuwe kamer ligt pal aan de Mekong en biedt schitterende vergezichten. Nicole maakt van het grote terras voor de kamer haar nieuwe werkkamer. Een inspirerende plek!

Maar ik was dus op weg naar dat eiland. Onderweg spreekt een meisje me aan en vraagt me honderd uit over van alles en nog wat. De mensen zijn hier erg open en geinteresseerd in wat er zich in de grote wereld afspeelt. Veel mensen spreken een paar woorden Engels of Frans en willen die op een echte farang uitproberen. Kinderen komen vaak niet verder dan hello, how are you, what is your name, maar best wat jongeren komen een stuk verder. Op het eiland zijn twee dorpjes en een vietnamees floating village, een woonbotendorp. Op het eiland is geen electriciteit, maar alle woonboten hebben wel een tv-antenne. Het zicht op de Vietnamese bootjes is indrukwekkend. Ik kuier nog wat rond en ben te laat voor de laatste pont terug. Gelukkig kan ik nog net mee met de boot van een dorpeling. Als je dan in een derde wereldland arm bent, dan kun je dat maar beter hier zijn, denk ik midden op de rivier. Alleen al zo’n boottochtje is zeer meditatief. Na de weerom magnifieke sunset vanaf Nicoles nieuwe werkplek is het tijd voor weer een lading muggenspray. Die malariaverhalen blijven je wel bij.


Kratie, 11 februari

We roesten een beetje vast hier. Toeristen komen, toeristen gaan, de rivier blijft traag stromen. Nicole vordert met haar proefschrift. En ik voel me een halve local, omdat ik dagelijks wat in en rond de markt rondscharrel. Op het kippige af. Er is ook wat beginnende onrust. Dolfijnen gezien, fietsrondjes gemaakt, ding gedaan. We moeten verder. Dat blijkt uit steeds meer, hoe prettig het hier ook is. Nicole werd te verstaan gegeven dat ze maar beter ergens anders een miesoepje kon gaan lunchen en opeens worden de prijzen hier en daar wat hoger. De hotelbaas regelt half ongevraagd een busticket voor je. Hij wil zijn superkamer wel weer eens aan een ander verhuren. We ontmoetten vanochtend zelfs twee Rocks en Rivers oudgedienden, waarvan ik inderdaad wist dat zij vanaf oktober een jaar onderweg zouden zijn. Zo kom je de buren nog eens ergens tegen.

Op zich komt het wel goed uit dat het dorp klaar is met ons. Ik kreeg gisteren een plan. In Nederland hadden we bedacht om een stukje van Cambodia op de motor te verkennen. Dat leek me bij nader inzien op Cambodiaanse bodem geen geweldig idee. Nu heb ik daar toch wel weer zin in en Nicole ook. Morgen bussen we daarom naar Kampong Cham, een stad meer stroomafwaarts, waar we waarschijnlijk wel een 250 cc motor kunnen huren. We kunnen daar ook gelijk wat geld bijladen, want giromaten waar onze passen inkunnen zijn er niet in het noordoosten van het land. Gisteren ontmoetten we een Nederlander die vergeten was om extra geld te pinnen en daarom noodgedwongen terug moest naar Kampong Cham. Hij wilde nog door naar Vietnam en eigenlijk was het toch ook al onwaarschijnlijk dat hij in deze contreien de grens over zou kunnen. So be it. De karavaan trekt weer tijdelijk zuidwaarts.

Siem Reap, 19 februari

Een week verder. Een week waarin veel is gebeurd en weinig tijd was voor schrijven. De motor die we in Kampong Cham wilde huren was er niet. Daarom namen we gelijk een bus verder terug naar Phnom Penh. Prettig als je je weg een beetje kent in een stad. Een motor was snel gehuurd en na een nachtje in de hoofdstad waren we weer op weg naar het noorden. Het rijden op hoofdwegen in Cambodja in de buurt van grote steden is een vak op zich. Voertuigen schieten overal pardoes de weg op zonder aankondiging, Hummers en snelle dure wagens halen je met hoge snelheid in, of er nu voldoende plek is of niet. Gevaarlijkere inhalers zijn bussen, die met topsnelheid over de in soms deplorabele staat verkerende weg racen, ongeacht de drukte. De enige grotere vehikels die wij inhalen zijn grote vrachtwagens waarachter een enorme wolk halfverbrande diesel hangt of, op onverharde stukken, een stofwolk die de wegmonsters geheel onzichtbaar maken, als je erachter rijdt.

We rijden over de hoofdweg terug naar Kampong Cham. De dag erna rijden we via een binnendoorweg via Kratie naar Stung Treng. Het grootste deel is een net aangelegde prettige weg zonder veel verkeer, omdat er in dit deel van het land weinig mensen wonen. We rijden net ten oosten van de Mekong, die we regelmatig zien. Halverwege is een stuk weg nog niet helemaal af, en moeten we een kilometer of 20 over een verharde kleiweg rijden. Een eerste test voor wat komen gaat verderop. In Stung Treng blijven we twee nachten. We zitten hier op een kleine 400 km van Phnom Penh. Als we op onze derde motordag een rondje in de buurt gaan rijden horen we op een plekje aan de Mekong, waar we even pauseren, het gespuit van dolfijnen. We speuren in het water en zien even later een kudde dolfijnen springen en spelen. Een waanzinnig gezicht. We zijn hier alleen met de dieren. Er is in de wijde omtrek geen asfalt dus ook geen toerist. Hier is ook geen georganiseerde dolfijnenkijkerij. We blijven wel een uur turen in het water, totdat de beesten er de brui aan lijken te hebben gegeven.

Die ochtend waren we aangesproken door Brad, een Amerikaan die met een in Thailand gekochte motor onderweg was, en net uit Laos kwam. Hij wilde wel samen met ons de Mekong oversteken voor een trip door de jungle naar het westen, richting Tbeng Meanchey. Best eng: er zijn geen ANWB-borden in het oerwoud en de mensen die we zullen tegenkomen spreken zeker geen Engels. Kan moeilijk zijn als je ook niet echt een goede kaart hebt. Verder is er geen echte weg, die op enig moment enig onderhoud ondergaat. We gaan een paar uur op onderzoek uit. Brad vond op internet een beschrijving van een Amerikaan die vorig jaar het traject van ongeveer honderdvijftig kilometer aflegde. Een heftig verhaal: weggeslagen bruggen, diepe modder, rivierpassages, stukken rul zand en veel verkeerd rijden. Onderweg weinig ander verkeer om de weg of noodhulp te vragen. We bespreken met zijn drieen de opties en besluiten het erop te wagen en de ochtend erop een pontje te nemen naar de overkant. Het wordt de dood of de gladiolen!

De gammele pont is onze eerste uitdaging. Na de pont moeten we gelijk al de weg vragen. We wurmen de motorfietsen over een paadje tussen twee huizen door naar een wat breder pad. Dit ziet er goed uit! We geven flink gas en missen na een kilometer of vijf over de gravelweg onze eerste afslag het bos in. We vragen in een dorpje of we op de goede weg zitten en begrijpen na een tijdje dat we een afslag gemist hebben.Brad is al doorgereden over de goede weg en wij wachten een half uur op hem bij de afslag. Het is inmiddels half negen ’s ochtends en het begint al aardig heet te worden. Nu begint het pad meer een uitgesleten rivierbedding te worden. Het rijden wordt bij stukken behoorlijk technisch. Ik heb geen off the road-ervaring en de bagage en een tweede persoon achterop maken het er niet gemakkelijker op. Regelmatig vallen we bijna om als we een gat in de weg induiken of opeens in een modderspoor of zandbak belanden. Soms is het balanceren op een houten plank die als brug dienst doet over een stroompje, maar vaak ook is het gasgeven en door een beekje heenrijden. Benen optillen en gaan met die banaan.

We vorderen langzaam. Nadat we twee ossenkarren passeren en wat locals de bossen injagen omdat ze bang zijn voor onze loeiende motorfietsen en integraalhelmen, geef ik wat meer gas omdat we achterliggen op schema. We willen voor het donker weer in de bewoonde wereld zijn. Dan gaat het mis. Ik moet kiezen tussen een zandbak en een erg enge plank over een paar rotsblokken heen. Ik rem met mijn voorwiel rem en val om in de zandbak. We kukelen beiden over de motor heen. De schade lijkt mee te vallen. We staan op en lijken ongeschonden. Van de motor zijn alleen de spiegel en de koppelingshandel kapot, maar die is met tape en een stokje te repareren. Niet geweldig, maar er is mee te rijden. Wat vervelender is mijn kuit die langs de hete uitlaat schuurde. Het gevolg is een typische toerist-op-een-motor-in-Azie wond, een brandwond van twintig bij zes centimeter. Gelukkig niet heel diep, maar toch, het is een flinke lap troep. De vellen hangen ervanaf. Het ruikt een beetje naar aangebrand BBQ-vlees. Brad reageert adequaat en begint de wond schoon te maken, hoewel ik zelf de vellen eraf mag plukken. Smerig klusje. Als de kuit verbonden is en de koppeling het weer doet gaan we door. Tijd dringt. Een uur later komen we in een dorpje met een GSM mast, Chaeb. We eten er wat en besluiten een local in te huren om ons zo snel mogelijk naar de bewoonde wereld te gidsen. De man aan wie we het vragen helpt ons bij het vinden van een motorgids op een scooter. Zelf rijdt de man geen lange stukken meer, omdat hij een been heeft verloren door een landmijnexplosie. We rijden dwars door Preah Vihar, een provincie waar de meeste landmijnen van heel Cambodja liggen, veel ligt nog op scherp en we zien veel mensen die een been of voet missen. Gruwelijk.

De eenbenige man vindt een gids en we gaan met hem op pad. Dit gaat een stuk sneller dan voorheen, hoewel de weg er in eerste instantie niet makkelijker op wordt. Het is hard werken, vooral ook omdat het schakelen moeilijk gaat met de kapotte koppelingshandel. Onderweg glijd ik nog een keer in een modderpoel en ga weer onderuit. Dit keer zonder gevolgen, we vervolgen onze weg. Ik begin aardig moe te worden, maar neem toch waar dat een heel stuk door zeer mooi oerwoud rijden. Uiteindelijk bereiken we een doorgaande gravelweg, waarover ook auto’s rijden. Nu schiet het eindelijk op. We passeren drie primitieve vlonders in rivieren die als brug dienen. We zijn verbaasd als er iedere keer uit de struiken een kindje verschijnt en ons tegenhoudt. We moeten tol betalen, legt de gids uit. Mokkend betalen we. Dan komen we op een onverharde hoofdweg uit waar hard wordt gereden door auto’s. Het is stofbijten in deze droge periode, maar we zijn in no time in Tbeng Meanchey, de stad waar we willen overnachten. Net op tijd, want het begint te schemeren. Als we de stad inrijden komen we na bijna tien uur rijden door zand, modder en rivierbeddingen weer op een asfaltweg die door het stadje leidt. Het rijdt heerlijk. We vinden een guesthouse en worden kritisch bekeken door drie Amerikanen met gids op gloednieuwe motorfietsen, wat zwaarder dan onze motoren. Als we even met ze kletsen blijken het aardige mensen te zijn en ze nodigen ons uit om samen te dineren. Stoere verhalen worden over en weer uitgewisseld. De gids uit Phnom Penh runt een motortour bedrijfje dat Dancing Roads heet. Hij maakt touren van een week of meer met toeristen. Ze zien bijna geen asfalt, vooral stof en zand. En veel tempels, waar de gids hun langsvoert. We zijn eigenlijk een beetje jaloers op ze. Wij met ons barrel, zij op mooie fietsen.

Nou ja, de gids is zo vriendelijk om ons veel info te geven over wegcondities en interessante bezienswaardigheden onderweg. Daarom besluiten we de dag erna verder westwaarts te trekken richting Siem Reap, Angkor Wat, dé toeristentrekker van het land. We rijden over een dirtroad naar Koh Ker, een niet toeristisch tempelcomplex ver weg van het massatoerisme. De gravelweg naar Koh Ker is zoals beloofd goed, maar we moeten zeker veertig keer van de weg af voor een omleiding, meestal door een diepe modderpoel. We zijn roodbruin van de opgedroogde modder als we aankomen in het dorpje bij Koh Ker. We vinden een primitief guesthouse zonder stromend water of electriciteit. Het dorpje heeft een hoog derde wereldgehalte. Op dit soort plekken zijn de tegenstellingen het grootst: De mensen leven naast elkaar in de modder en de zooi, mensen pikken luizen uit elkaars haren. Onderweg naar de wc buiten struikel ik over een knorrende big. Aan de andere kant ontmoeten we even buiten het dorp een Australier die net twee dagen heeft gevlogen boven de tempels, met een gemotoriseerde hanglider. Ook passeert er af en toe een dure jeep met een stel Japanse toeristen of een local met ‘goede conecties’ in Phnom Penh. Maar de mensen zijn overal erg aardig en behulpzaam.

Nadat we voor sunset Koh Ker deels hebben bewonderd en de ochtend erop het tweede deel van het complex bezoeken rijden we door naar Siem Reap. Over tegenstellingen gesproken! Siem Reap is de grootste toeristische attractie van het land. De meeste buitenlanders hier zien alleen maar Siem Reap en slaan de rest van Cambodja over. Er gaan zelfs verhalen rondt dat Japanners en Koreanen steeds vaker om een uur of vijf ’s ochtends worden ingevlogen vanuit Seoul of Tokyo en dan na een dagje tempelskijken na zonsondergang weer terugvliegen. Dikke witte buiken en westerse kroegen en restaurants. Op straat in de avond in het centrum zien we nauwelijks Cambodjanen. Een hele overgang na de afgelopen dagen.... Ik kijk Brad regelmatig meewarig aan: Dit is niet Cambodja!

Siem Reap ligt pal naast Angkor Wat. Een enorm tempelcomplex van meer dan duizend jaar oud. Je kunt het eigenlijk niet maken om er niet heen te gaan als je in Cambodja bent, maar ik ben een beetje bang voor de hordes toeristen die er rondwaren. Toeristen zijn ‘big game’, groot wild, in dit gebied. Iedereen jaagt op ze: toeroperators, tuktuks, restaurants, café’s en hotels proberen zoveel mogelijk toeristen dollars te vangen. En tussendoor bedelende kinderen en mensen met geamputeerde benen. Het is allemaal erg dubbel, maar we besluiten hier toch drie nachten te blijven, ondermeer om mijn kuit wat rust te geven....

Vehikels
Het hoofdvervoermiddel in Cambodja is de 100-125cc scooter. De Cambodjanen vervoeren echt alles op de scooter. Vier matrassen op een scooter, twee varkens op een scooter, een familie met drie kinderen op een scooter, een kuub hooi op een scooter... Verzin het en het wordt vervoerd. Op ons laatste stukje asfalt op weg naar Phnom Penh komen we zelfs twee scooters tegen met een stapel dubbelgevouwen matrassen van zeker 3,5 meter. Beide voertuigen hellen gevaarlijk over als ze worden ingehaald door een bus...

De ossenkar. Een middeleeuws apparaat van hout, in de helft van alle gevallen met houten spaakwielen, voortgetrokken door twee ossen. Komt overal: op de doorgaande wegen waar bussen over de honderd langsscheuren en vrachtwagens een rookgordijn aanleggen en scooters zwierend op hoge snelheid tussendoor manoevreren. Maar we kwamen ook twee ossenkarren tegen in the middle of nowhere in het oerwoud, op een onmogelijk stofpad. Toen we de karavaan inhaalden hadden we een bizar anachronisme kunnen vastleggen: Twee hightech motorfietsen beladen met moderne technieken, laptops, moderne medicijnen, mobiele telefoons en weet ik veel wat nog meer naast de eenvoud van het leven in de jungle...


Koh Mak (Thailand), vrijdag 27 februari

Drie dagen Siem Reap werden er vier. Een dagje meer rust voor mijn beenwond was erg prettig en tussen alle toeristen door was er voldoende boeiends te bekijken, samen met Brad en Willem en Connie, een tandarts met zijn vrouw uit Utrecht. Willem is een oude motorfreak en heeft in in zijn schuur enkele oude MG’s en een handvol Dafjes staan, grotendeels in onderdelen. Al snel vormen we een bont maar vrij hecht tweetalig gezelschap. Veel van de gesprekken gaan over technische motorzaken uit vergane tijden, zeezeilen, lekker eten of ontstoken wonden. Omdat het Willem niet nodig leek om al aan de antibiotica te gaan besloot ik het uiteindelijk ook maar niet te doen, hoewel mijn enkel inmiddels erg dik was geworden van het vocht en de wond de eerste dagen niet echt droog wilde worden. Gelukkig keerde het tij op de vierde dag na het ongeval en begon het been er weer wat minder dramatisch uit te zien. Wel bleef het nog dagen bij vlagen gemeen pijn doen.

Op de laatste dag Siem Reap bezochten Brad en Nicole voor de tweede dag tempels. Ook Angkor Wat, de grootste en bekendste tempel stond op het programma. De tempel was overladen met toeristen, waaronder erg veel Japanners. Een Japanse man rende hard rond achter een grote fotocamera. Zijn wederhelft huppelde er op paarse pumps achteraan, en raakte met haar hakken klem in een opstapje. Het was een bizar gezicht en Nicole moest er zo hard om lachen dat de tranen over haar gezicht biggelden. Brad wakkerde de lachstuipen van Nicole natuurlijk aan, gentleman als hij is. Het moet een zeer humoristisch spektakel zijn geweest. De Jappen vormen op zo’n toeristische plak natuurlijk de grootste attractie. Het blijft bijzonder dat ze allemaal op dezelfde plek dezelfde foto’s willen maken, waarschijnlijk de foto die in hun reisboek staat. Handig als je weet welke foto’s je moet maken, dan verspil je daar alvast minder tijd mee!

Na vier dagen Siem Reap valt ons prettige gezelschap van de laatste dagen uit elkaar. Het valt niet licht om afscheid te nemen, maar het hoort erbij. Wie weet zien we elkaar nooit meer terug! Vooral Brad’s afscheid valt ons zwaar, we hebben in korte tijd samen een hoop meegemaakt en een hoop lol gehad. Het is erg prettig om eens een leuke en weldenkende Amerikaan te hebben meegemaakt. Dat geeft toch wat hoop voor de toekomst.

Time to leave! Ik bind voor de laatste keer een verband en een handdoek om mijn kuit en we kruipen op de motor. Brad trapt voor de laatste keer de motor aan en off we go!
We rijden met vrij hoge snelheid over een goede racetrack naar Kampong Thom, halfweg Phnom Penh. Omdat het stevig opschiet en we voelen dat we over het ‘dode punt’ van Camboja heen zijn besluiten we door te rijden naar de hoofdstad. Ruim voor zonsondergang belanden we in de file die twintig kilometer voor Phnom Penh begint. Vreselijk, filerijden bij een temperatuur van 35 graden met om je heen toeterende voertuigen die naast veel herrie ook veel stof en dieselstank produceren. Het duurt ons eigenlijk net iets te lang allemaal en ik moet mijn best doen om geen gevaarlijke stunts uit te gaan halen om eerder in de stad te geraken. Het zou wel erg stom zijn om die laatste momenten een dwaze fout te maken.

Uiteindelijk belanden we in de stad en leveren we de motor in. We leven nog!
Na nog een dag in Phnom Penh nemen we een bus naar Koh Kong aan de grens met Thailand. Op de grens aan de Thaise kant regelt een klein dictatortje het transport met minibusjes van de grens tot aan Trat, de eerste stad aan de Thaise zijde. Als je iets doet wat de dictator niet aanstaat kun je het vergeten om weg te komen. Twee Nederlanders met rood aangelopen hoofden willen onderhandelen over de prijs en wekken de woede van de dictator. Zij mogen niet mee met de bus en moeten van de dictator eerst gaan eten voor ze mee mogen. We hebben ze in Trat niet meer gezien. Van een Canadees die een maand geleden tegen hetzelfde probleem aanliep, hoorden we dat hij uiteindelijk na uren wachten met drie anderen zelf een pick up had weten te huren. Typisch Aziatische praktijken, ze kunnen bij vlagen erg gemeen zijn. Vaak gaat het dan niet zozeer om geld, maar om aangetaste eer.

In Trat overdenken we wat we gaan doen met de week die ons nog rest in Thailand. Op een uurtje varen liggen een paar mooie tropische eilanden, niet ver van de bekendste van de eilanden, Ko Chang. Ko Chang is vrij groot en zeer toeristisch. We horen verhalen over disco’s en uitgaanstoestanden en veel bouwactiviteiten. Er wordt stevig geinvesteerd in grote dure resorts. Ko Chang gaat het dus sowieso niet worden. Er blijven drie opties over: Ko Wai, een klein eiland zonder echte voorzieningen, waar het licht om negen uur uitgaat als de generatoren zwijgen. Het klinkt interessant, want weinig toeristen blijven er overnachten in de paar eenvoudige bungelowtjes die er zijn. Het feit dat er geen electriciteit is maakt het voor Nicole echter moeilijk om er nog even een weekje aan haar proefschrift te werken. Ook Ko Kut wordt het niet, hoewel het een erg mooi eiland moet zijn met een overweldigende natuur. Er is weinig slaapplek voor mensen die er op de bonnefooi naar toe gaan en er schijnen regelmatig privéheli’s over te vliegen van rijke Thai die er hun privé paradijsje hebben gesticht. Onze keus valt uiteindelijk op Ko Mak. Maar als we er aankomen valt het een beetje tegen. Foute keuze, denk ik als we vijf minuten op het eiland zijn. Het eiland is vlak en het eerste deel wat we tegenkomen is sfeerloos. Er lijken alleen maar Sporthuis Centrumachtige hutten te staan die voor veel geld verhuurd worden. Tussen alle hutjes door scharelen een paar roodverbrande Denen en Engelsen met een blikje bier in hun handen.

Gelukkig vindt Nicole na wat navraag het adres van een plek met bamboehutten en schommels in bomen die half in zee hangen. Het is er aangenaam rommelig. Je moet de vallende cocosnoten ontwijken om geen verschrikkelijk ongeluk te ondergaan. Het sfeertje doet een beetje denken aan de strandtent Mecca aan het Zwarte Pad in Scheveningen. Zonder de hut van binnen te hebben gezien, weten we dat we het hier wel even kunnen volhouden. Bij zonsopkomst mediteren we op het strand, zwemmen een stukje en ontbijten dan, ’s avonds kuieren we een kilometer of twee over het strand naar het dorpje om op internet het laatste nieuws over vliegtuigongelukken te lezen en hier en daar een mail te schrijven. Terug in ons paradijsje eten we dan vers gevangen crab met cocos en maken we een flesje Mekongwhisky soldaat. Tussen de bedrijven door bijt ik me in mijn SS boek, werkt Nicole aan haar verhaal en zwemmen we een stukje tussen het koraal door. Het leven is zo slecht nog niet.

Den Haag, 9 maart, nawoord

Het zit erop. Na zes weken Azie terug in de kou. Cambodja was confronterend. Mooi om geweest te zijn, maar niet een land waar ik snel weer terug zal keren. Cambodja is een onbereikbaar land.
Interessant waren de onmoetingen met mensen die net als wij onderweg waren. Brad, Herman, Connie en Willem, Michael en Lars. Iedereen was op zijn manier op zoek naar iets. Brad ontmoette we nog een laatste keer in Trat, de avond voordat we doorreisden naar Bangkok. Het afscheid voelde als schuurpapier. Willem en Connie deelden onze tafel tijdens het laatste avondmaal in Bangkok. Waardig en in stijl.

donderdag 31 juli 2008

milieu

moerassige tijden. komkommertijd met klamzwoel weer. ademhalen is zwaarder dan voorheen. ook nieuwsberichten zijn moeilijk verteerbaar. blijkt de olie toch al over anderhalf jaar op, terwijl ik net mijn olieslurpbrevet aan het halen ben. de huizenmarkt stort in en de economie volgt. het wordt steeds moeilijker te bedenken waar dit alles wél goed voor is. het milieu mogelijk. misschien is het afsmelten van de noordpool ook wel goed voor het milieu. wordt het vervuilde zeewater wat verdund met smeltwater. moet ik me dan toch meer verdiepen in het milieu? maar er is al zo veel milieu om mij heen. van mij mogen de Haagse politici wel weer terugkomen van hun reces. pff, wat een hitte.

woensdag 16 juli 2008

rijden

meer dan twaalf ton stuurbaar gevaar, tussen Wassenaar en Leiden. mijn afslaande motor verraadt andere weggebruikers mijn beginnerschap, evenals de grote blauwe L’en geplakt op mijn zijgevel. weer een rotonde, technisch gezien geen drama meer, maar nog te vaak rijd ik ongeremd over fietsers. ze zijn ook zo klein en fragiel. voor bussen heb ik veel respect. ze zijn snel als water, vanuit mijn perspectief. bochten naar rechts zijn als een stap in het donker. zeker als het smal wordt vermoed ik veel paaltjes en levend grut in alle dode hoeken. zeer dodelijk, die hoeken. het gevoel is meesterlijk. honderden pk’s diesel luisteren feilloos naar stuurbewegingen en het gaspedaal. hard gaat het niet, maar de verplaatsing is overtuigend. Mij verbaast steeds weer de wendbaarheid van het logge apparaat. een soort dinosaurus die een behendigheidsspel speelt, en het verbluffend goed doet. de vraag: wat doe ik in dit ding? wordt steeds minder prangend. rijden!

maandag 14 juli 2008

beestenboel

beesten, dieren en hier en daar een mens. een grote roofvogel braakt eivormige ballen op het klimrek voor de kinderen. onder hem rennen twee honden en drie schapen. veel van elkaar lijken ze niet te willen. mij en andere aanwezigen bekruipen teken. al een stuk minder dan een maand geleden maar toch blijft het kriebelen. de wasbeer werd niet meer gesignaleerd. en dat is misschien maar goed ook, want de buurt komt in opstand tegen deze exoot. op zaterdag zoekt een van de honden, oud en afgetakeld, zijn heil in een suicidaal bad in een vijver tien minuten verderop. bij toeval vinden we het dier en kunnen we hem redden. een paar uur later hadden we een lijk uit de vijver gevist. die avond passeert ons een vreemd gezelschap. vijf volwassenen in gewaden, drie kinderen en een ezeltje. ze lopen richten zonsondergang, wij snappen hun missie niet.

donderdag 10 juli 2008

rookvolk

roken is fascinerend. het rookvolk van het ochtendkoffiehuis is naar buiten verplaatst. het zat eerst nog een dag of wat op het terras, maar nu het al dagen regent kruipt het samen tegen de pui onder de luifel. normaal zou hier met deze temperatuur niemand zitten. ik sla het kleumende en knorrige rookvolk gade vanachter mijn koffie in de warmte binnen. het voelt extra behaaglijk, dit leed van het rookvolk. mijn koffie smaakt nog lekkerder dan gewoonlijk. ze lijken er nog niet helemaal uit wat ze gaan doen. stoppen met roken, of stoppen met koffiedrinken. of hun terrein heroveren en toch gewoon lekker binnen komen paffen, met koffie. schijt aan de regels!

dinsdag 8 juli 2008

momentopname

een samenvatting van gedachten:
bolletjesslikker- snapt de snuiver dat zijn energie voortkomt uit de aars van een arme zuidamerikaan?
wasbeer- wint aan terrein en is hoogst onaaibaar. vooral grondetenende kinderen in de omgeving van het dier moeten vrezen voor spoelwormen en hersenvliesontsteking. in duitsland worden ze bij duizenden per jaar afgeschoten.
weersvoorspelling- komkommerweer voorspeld: 45 graden in de schaduw, maar dan wel pas aan het einde van deze eeuw. misschien voor de zekerheid nu toch alvast maar wat ijsblokjes invriezen?
geslachtsziekten- soa's tieren welig als nooit tevoren. het zal de tijd van het jaar zijn. hoe ik aan die info kom? ach je hoort eens wat.
roken- in de Pacific mag je op sommige eilanden binnenkort ook buiten de kroeg niet meer roken. maar da's ver weg. in Nederland is het leuk om coffeeshops in de gaten te houden. daar wordt het rookverbod pas later ook echt gecontroleerd. in de kroeg vooralsnog aangenaam. ondanks de regen zit iedereen gezellig op het terras.

zaterdag 28 juni 2008

vooroordeel

in het bos, ver van mensheid en cultuur, een verlaten stationnetje. tegenover het station een gewezen 'hotel des voyageurs'. normaal waart hier de geest van verlatenheid. maar vandaag is het anders. tussen station en hotel staan een negental dure auto's. ergens uit het bos klinkt een opgewonden kreetje. het nabije bos is vol van actie, zoiets voel je. managers van een sjiek bedrijf uit een ander land hebben de plek tot zich genomen. ik bedenk me hoe de dure mannen en vrouwen zich moeten redden met de simpele keuken en toiletten, wc's en stapelbedden. geen jacuzzi's hier, geen luxe. zou het bedoeld zijn als straf? een uitdaging? ik kan me niet voorstellen dat je zoiets doet voor je plezier, als je in zo'n auto rijdt. zoveel vooroordelen heb ik dan ook wel weer.

dinsdag 24 juni 2008

hagelbui

loodzwaar en grijs was de lucht. een warmklamme golf vettige lucht stuwde onze kant op. laf weer, zou siem zeggen, laffe boel. piet kwam uit zijn bed, keek scheef en liep verkreukeld naar buiten. een miezerbuitje zette in. piet liep de regen in voor een koude douche, maar kwam terug. de regen overtuigde niet. een tweede vlaag weer zette aan. wind hoekte schokkerig, sterk. een hoosbui. piet nam zijn natuurdouche, armen wijdgespreid hemelwaarts, toneelspeler. even later valt de hemel uit de lucht. kabaal, rukwinden, een tent vliegt laag voorbij, scheurt. geschreeuw, mensen zoeken overal bescherming voor vallende hagelballen, natuurgeweld. iets verderop scheurt een dikke eik in twee. binnen kijken we elkaar ongelovig aan. piet komt lachend binnen en loopt naar de ijskast, klipt een bier open, drinkt gulzig. de hagelbui verdwijnt even snel als dat hij opkwam.

maandag 16 juni 2008

zware shag

eerder die dag barstte mijn zicht. de ruitenmannen verwisselden een kapotte voorruit, maar nog werd het zicht niet klaar. contactenzen hielpen iets, maar het hield niet over. mijn luiken gingen niet open. ik dacht in rondjes, ellipsen, spiralen. fascinerend, maar niet verhelderend. de vijfde versnelling van de vrachtwagen zit op de plek van de eerste versnelling van een luxewagen. mooi woord 'luxewagen'. eigenaren van een luxewagen noemen hun bolide bijna nooit een luxewagen. door de truckbestuurder uitgesproken klinkt luxewagen als: 'fragiel blik dat je niet te hard moet raken, anders krijg je problemen met de verzekering'. het woord zegt meer over de bestuurder dan de wagen. doorschakelen naar de 'luxe' vijf gaat af en toe bijna mis these days. onhelderheid door overbewustzijn. mijn zicht blijft suboptimaal. ik overweeg om te beginnen met het roken van zware shag vandaag. het is er weer voor. en dan heb ik over jaren iets om mee te stoppen.

zaterdag 14 juni 2008

Engelhaar

een ding fascineert het meest aan de waan van deze dagen. de naam Engelhaar. het houdt me al dagen bezig, langs de lijn. zo’n spelletje is aan mij niet helemaal besteed. vaderlandsliefde evenmin. welk vaderland? mijn vader landde in Maastricht op deze planeet. en Maastricht als vaderland? nou, nee bedankt. met landen heb ik niets. meer met werelddelen. zo is het jammer dat Engelhaar en Zidane niet dezelfde kant op mogen spelen. Zidane mag niet eens meer meedoen, begreep ik gisteren. echt jammer, mooie vent, groot kaal en Marseillaan.
gisteren werd nog een geheim onthuld. Engelhaar heet helemaal niet Engelhaar. een kleine deceptie. wat een naam! een naam voor een keeper pur sang. zo eentje als nu, die jaren meegaat en betrouwbaar is. Engelhaar. magisch en vertrouwd. wordt er doorgebroken en is het bilknijpend eng. paf, Engelhaar redt. dat gevoel meer. daar zou ik wel stokoud mee willen worden.

dinsdag 10 juni 2008

maandagavond in negen bedrijven


1. opgewonden jonge vaarzen kleuren stad oranje gekte zingen zwelgen koren kolkend achtergrondgeluid geluk klinkt een bekend volkslied vóór een gillend applaus. tijd voor veldslag!

2. wetend dat winnen waanzin zijn zou zwijgt de dwerg stil in een hoekje van het slagveld. eerbied voor de vijand. focus op het veld.

3. buiten buisbereik lijkt de stad verzopen in liters valium. eindeloos ingehouden geluksgevoel. alleen wind waait een bries door lege straten. geluidloze spanning verstikt.

4. dan fluit giert schreeuwt de stress stort de rust in. de ondergang komt aangegaloppeerd als een Belgisch trekpaard. bot hard en sterk. de dwerg kronkelt wat spuugt zijn darmen uit. bloedeloos…????

5. ‘he meneer! wacht eens even. het ging anders!' de dwerg schiet een lek in de vijand. ingehouden uitgeschreeuwde afgescheurde nummerschieterij. de vijand verzuipt in een moeras van heldendom. roes bedwelmt de zonen van Caesar. neergesabeld doodgetrapt en verdwelgd. een degradatie van aanzien.

6. pauze stille stad in ruste. vogels kwetteren zonnen onder. lichtblauw fris straalt het laatste licht die dag.

7. dan herneemt de strijd. grootbeeld gelaten stunt stevent de dwerg af op winst. een oude man schiet de onderhond de hemel in. gelukzalig zwijmelzweefmolengevoel. de vijand onteerde mammoet stuipgetrokken kampioen delft onderspit. eerloos jammermannenclubje afgeschreven gladiatoren druipen af, duur en uitgekost in kranten, ongewenste kluiven na gezichtsverlies.

8. even verbaasd kijken de dwergen om zich heen. het lijkt alsof, dan toch zou het? oranje zweetstankmannen omhelzen elkaar gulzig voor het oog van velen, want voetbal is niet sexy.


9. de avond toeterde nog lang en gelukkig. geen vogel meer te horen.

donderdag 5 juni 2008

treinschapen


158 treinschapen op een overvol perron lijken rijp voor de slacht. niet eens omdat ze bovengemiddeld lelijk zijn, maar meer omdat ze zich hebben neergelegd bij wat komen gaat. een gemiste begrafenis, een gestresst sollicitatiegesprek, een saaie vergadering. treinschapen zijn altijd op weg naar gemiste begrafenissen of saaie vergaderingen. dat is het lot van het treinschaap. Voordat er iets misgaat legt het treinschaap zich er al bij neer. dat scheelt ergernis op het perron. misschien went het ook als dingen structureel misgaan. het geeft je tenminste iets om thuis over te praten, nadat je ruzie hebt gemaakt over andere dingen. dan wentel je wat in zelfbeklag en neem je vast een voorschot op de trein die morgen wel weer niet komen zal. ik mag treinschapen wel. net belgen.

zondag 1 juni 2008

boomzweet


in de boom hangen mensen. ze zweten. ze proberen in touwen een stukje hoger te komen in de boom, een oude eik van zeker 150 jaar oud. de eik heeft veel meegemaakt. storm, de eerste stoomtrein door het dal, de eerste wereldoorlog en de tweede. maar mensen als kerstballen in zijn takken is een nieuwe ervaring voor de oude eik. de eik voelt zich er wel bij, al die aandacht voor wat brandhout.

woensdag 28 mei 2008

jakhals en co.

en op een dag waren ze er weer. de jakhals en zijn maatje. met een smoesje voor het een of ander. om te hengelen naar... ja naar wat eigenlijk? om te hengelen vooral. te hengelen in mijn broze ziel. De jakhals en zijn maatje, ha! na weken stil in het struweel te hebben gelegen en het onderwerp niet aan te roeren belden ze vandaag. eerst de jakhals 'hallo jongen, alles goed?' en toen zijn maatje 'wat ik je nog vragen wilde...'. gluiperds! privacyschenders! zielenknijperij. vreemd toch, mensen die vragen stellen zonder iets te willen weten. vragen die meer iets willen zeggen als: we zijn er nog hoor, weet dat. je bent nog niet van ons af. jakhalzen.

donderdag 22 mei 2008

staart

wat jammer het toch was dat wij mensen geen staart hebben. het vergroot de balans bij het lopen. je kunt er op steunen. bij blijdschap verwoed mee kwispelen. de vliegen van je afslaan. tussen je schouderbladen mee jeuken. de deur achter je kont mee open houden. je opgewondenheid tonen. en je kunt je staart lekker warm over je neus leggen als je in de mand ligt... niets dan voordelen, zo'n staart, vond de fysiotherapeut. ik vulde hem aan. het is ook handig bij staartdelingen. accute staartverklemming. een gebrekkige staart van dienst of een staartkundige hervorming. niet de geringste zaken toch. en dan gaan we er maar vanuit dat je niet per ongeluk in een schurkenstaart belandt, of een folder schrijft voor de Staartkundig Gereformeerde Partij. Een staart verandert je wereldbeeld.

Nekschot

Hotver. Luisterend naar de radio en lezend in de krant, moet ik volgens de laatste telling één van hooguit 17 Nederlandse ingezetenen zijn die Gregorius Nekschot niet stiekem kennen bij zijn echte naam. En die dus ook niet uit persoonlijke ervaring weten dat zo’n goeie jongen nooit een racist kan zijn. En die hem dan ook niet toevallig nog deze week aan de lijn hebben gehad. Dit moet gewoon betekenen dat ik zonder het te weten bij het Openbaar Ministerie werk.

woensdag 21 mei 2008

nekkramp

de rechtse rakker op het schavot. schout en schepenen lichten het geteisem met luid geraas van zijn bed. ha, het gevang in met dit mispunt! wat de radbraker misdoet? nou tekenen enzo en gelovigen in de maling nemen. het is een rechtse rakker, goed, die kun je niet vaak genoeg pesten. maar al die heisa om zo'n onbenul. hij is een beetje flauw, dat wel, wat kinderachtig wellicht. een beetje vergezocht bovendien en niet erg origineel. maar goed. niet veel meer dan een tekening en wat woorden. en een getergd en inmiddels uitgemergeld justitieel apparaat. de mannen die sleepsporen van sperma uitvinden om tunnelvisionair tot veroordelingen te komen op de Veluwe maken opnieuw gehakt vanzichzelf. en de godgansche natie valt erover. terecht? misschien wel. misschien ook niet. want die justitie, dat zijn wijzelf. en dat falen van de rechtstaat? gebaseerd op onze eigen angst en gekmakerij. het OM lijkt niet meer dan een karikatuur van een maatschappij die gebaseerd is op angsthazerij. wij zijn zelf de schuldigen: wij wij wij! proost!

vrijdag 16 mei 2008

Zen

- "Gisteren wel een uur zitten kijken naar het drogen van de was."
- "Hmm, in de droger?"
- "Nee nee, gewoon, aan de lijn."

woensdag 14 mei 2008

effe sparren

hij was al in de overgang, hoewel... zo oud was hij ook weer niet. 59. maar wel vergangelijk. zoveel was mij die laatste dagen van oostenwind wel duidelijk geworden. mooi weer, maar triest, heel triest. het doet me wat hier aan de rand van zijn graf. het is druk, onverwacht druk. arme mensen, arme hij. de watertoren aan de einder trekt mijn aandacht. nooit bij stilgestaan dat ook Domburg een watertoren heeft. in mijn hoofd is er alleen een uitgestrekte leegte.

dinsdag 13 mei 2008

Overgang 59, Watertoren Oost

In je hoofd is er alleen die uitgestrekte leegte. Maar vandaag is het een drukte van belang, daar aan de rand van je graf.

zondag 11 mei 2008

landing in achtertuin



vakantie op eigen land. het moest er eens van komen. de verveling slaat op gegeven moment natuurlijk toe. je wil eens wat anders. het kan ook de midlife-crise zijn. we weten het niet. maar het sloeg toe. zoveel weten we. azie, afrika, antarctica. alles heb je op een gegeven moment wel gezien. maar van je eigen achtertuin weet je hoegenaamd niets. dus dachten we. we doen het gewoon. we gaan dit weekend op vakantie op eigen land. op de foto's is te zien hoe mamalou ontwaakt in de mobiele kampeerwagen die we in onze tuin tegenkwamen. het sloeg alles. voor ons geen vliegtuigen meer nodig. we zijn geland!

woensdag 7 mei 2008

bagdad

kolonel in het leger van Irak was hij. maar nu niet meer. want nu loopt hij rond door den haag, zwaaiend met een pasje van asielzoekerscentrum almelo. op zoek naar dhl. om een document te versturen naar bagdad. in den haag is geen dhl. wel een tnt. maar tnt kan geen documenten naar bagdad brengen. vindt de kolonel. denk ik te begrijpen. de man heeft een probleem, begrijp ik. de aard van dit probleem is mij niet geheel duidelijk. ik bel dhl. een pakje naar bagdad kost 69,60. veel geld voor een kolonel met een azc-pasje. en geen mogelijkheid om eens stevig te gaan onderhandelen over die prijs. of om een klerk ter aansporing onder tafel wat verfrommelde bankbiljetten toe te schuiven. ik zie geen uitweg en nodig de man uit om even op een terras een kopje koffie te gaan drinken. dat helpt. mij in ieder geval wel, zo vroeg in de ochtend.

dinsdag 6 mei 2008

eerste kilometers...

ik mis voor mijn gevoel de lantarenpaal op een haar na. eerlijk gezegd ben ik mijn gevoel sowieso een beetje kwijt. mijn veilige beleving van eigen vermogens om iets met een stuur, rem en gaspedaal te manouevreren laat het afweten. het is machtig sterk en groot en ik ben het even kwijt. de man naast me vertelt me precies wat ik moet doen. toch verwart alles me. niks is zoals het was. vanaf het moment dat ik wegreed was het alsof een handvol magic mushrooms accuut mijn brein overnam. een vrachtauto is anders. absoluut!

maandag 5 mei 2008

De Vooruit

Die gebundelde Boontjes zijn kwijt. In mijn herinnering neemt Louis Paul Boon hierin vaak, misschien wel elke dag, het boemeltje van Aalst naar Gent. Om daar zijn dingen te doen bij De Vooruit. Dat gaat meest over geld en auteursrechten en speelruimte en wat-wel-en-wat-niet voor de lezer interessant zou zijn, lees je dan weer elders. Over de macht, zou je kunnen zeggen, en over wie nou het eerst vergeten is welke sloebers de krant met hun schaarse franken dag-aan-dag overeind houden. Ik ben het gebouw talloze keren zonder bijzondere aandacht voorbij gelopen.
Nu ben ik dus die Boontjes kwijt én ik sta in De Vooruit. Terwijl het slechtste concert wordt gespeeld waar ik ooit voor betaald heb, kijk ik mijn ogen uit. Een absurde droom van solidaire werkers in steen die de wereld bij de kladden pakken. En geen spoortje ironie, hé? In Vlaanderen neemt men zaken van uiterlijk vertoon serieus.

assimileren

belgen houden van samendrommen. vooral op zondagen met mooi weer in het voorjaar. ze houden ook van pinten drinken. gewoon om er gezellig dik van te worden. gisteren dromden ze samen in een groot park ergens in het midden van hun land. de boel was grondig voorbereid. zo waren er door bomenfreaks in een tiental bomen verschillende soorten boomhutten gebouwd. ook waren er uit belgie en frankrijk een paar bontgekleurde 'roulottes', pipowagens, zouden wij zeggen. in de aanprijzingsfolder van deze samendromactiviteit werden ook tipi's genoemd. maar er waren geen tipi's. het was mooi weer. er was bier, er waren worsten. er waren boomhutten en pipowagens. maar toch was het tam. er werd een beetje alternatief gedaan door volgelingen van de lokale variant van groenlinks. daarna ging iedereen er weer met zijn glimmende 4x4 terreinwagen vandoor. wij dromden daar ook samen. het viel tegen. we misten de subversieve sfeer. licht onthutst dronken ook wij bier. daarna zochten wij in de buurt van het samendrommen een frietkot. we assimileren al een beetje.

dinsdag 29 april 2008

doodlachen

bijna tachtig was de man. regelmatig dacht hij na over de dood. laatst nog had hij een geweldig idee. hij zou een cd opnemen waarop hij een half uur zou lachen. tijdens zijn begrafenis zou dan de lach-cd worden gedraaid, in plaats van toespraken en muziek. het idee erachter was dat het lachen van de dode aanstekelijk zou werken op de aanwezigen. hij zag het al helemaal voor zich: een zaal vol lachende en gierende bezoekers op zijn uitvaart. hij had er meteen al grote voorpret van.

Identiteit

Goed. Er was eens een tijd waarin je gewoon een naam had. Gekregen bij je geboorte – en je deed het er maar mee. Op straat kreeg je er nog wel eens een toevoegsel bij, waarbij je je direct thuis voelde omdat het meestal verwees naar de een-of-andere lichamelijke bijzonderheid. Als er ‘Hé, lange!’ geroepen wordt, dan kijk ik op. Nog steeds.

Hoe anders is het nu. Gisteren heb ik mijn identiteiten eens zitten tellen. Exclusief mijn eigen naam: drie-en-twintig die ik soms-, geregeld- of vaak gebruik. Ik ben gestopt eenmalige wegwerp-identiteiten te tellen bij veertig. Hier ben ik die-en-die, daar zus-en-zo, maar wie ben ik precies wanneer en waarom – het is me een raadsel.

Geen verlangen naar vroeger. Want het heeft zo zijn voordelen. Je kunt ééndimensionaal aanwezig zijn, zonder er op afgerekend te worden. ‘Belezen’, ‘woordrijk’, ‘botte hufter’, ‘kroegtijger’, ‘natuurmens’. Wat dan ook. Naast elkaar. Door elkaar. Op elkaar. Tegen elkaar.

Wel één angst. Stel, je zit eens lekker in je rol en je raakt plots in coma. Wie ben je dan als je wakker wordt?

maandag 28 april 2008

Noorderstrand

De vriendelijke reus op het Noorderstrand ritst z’n wetsuit dicht en knijpt één oog toe. Om de richting te bepalen of om de wind, de stroming of de golfslag de maat te nemen of omdat het nou eenmaal zo hoort – dat weet je maar nooit. Dan neemt hij z’n aanloop, heel lang en verrassend snel. Zand spat op van onder z’n voeten, dan schelpen, dan modder, dan water. Z’n board glijdt over een spiegelglad uitlopende golf. Met ’n elegant sprongetje landt hij er juist goed op. De branding doorsneden. Voorbij de paalhoofden. Langs de vaargeul van de Westerschelde. Een stipje nog maar. Weg. Dag reus. Tot ziens.

zaterdag 26 april 2008

warm bad



pff ja ecologisch overleven. electriciteit uit wind en waterkracht. zon die water verwarmt. allemaal leuk en aardig. zeker als je daarnaast ook reguliere schakelaars en bedieningsgemak hebt. lekker groen bezig zijn. maar daarna neem je weer een milieuverslindende douche om het groenverdiende zweet van je af te wassen. zelfs groen hoort gemak en lol te zijn. en dat is soms ook wel het geval. de bovenstaande grotbewoner vond het warme bad opnieuw uit. door de oliedrum loopt een koperen leiding in spiraalvorm. links is de leiding aangesloten op een waterslang die water uit een beekje aanvoert. het vuur in het olievat verwarmt het water tot een graadje of veertig...

donderdag 24 april 2008

too young

ook bij mij welde een traan op toen de poort openschoof. in het stralende licht tilden zijn maten zijn kist naar binnen. die rituelen werken gek. zo goed kende ik hem niet, maar wel lang. en het was een sympathieke jongen. eerst hadden ze zijn onbewerkte kist nog rondgereden over het terrein in zijn roestige Landcruiser. een roestbak met uitstraling, nog net geen oldtimer zo te zien. eigenlijk ziet het er niet uit, zo'n kist in een oud barrel. maar of ik vrolijker van zo'n glimmende lijkenschuiver zou zijn geworden betwijfel ik. rituelen. zoals dat niet aan te horen duitstalige liedje, het tweede, meen ik mij te herinneren. lig je daar in je kist, zonder dat je je met goed fastoen kunt omdraaien. toch al te jong gestorven. krijg je zoiets te horen... erg aangrijpend als zijn lief samen met de tweeling van twee haar laatste woorden toevertrouwt aan de dode. weer een traan, al schaam ik me een beetje bij dit te intieme moment te zijn geweest. het was teveel... nou ja, niets is goed aan een afscheid van iemand, die vorige week rond deze tijd waarschijnlijk gewoon in de kroeg met zijn buurman een pint aan het vatten was.... too young...

Bof

In een tijd dat je daar nog niet tegen ingeënt kon worden, kreeg ik de bof. Ik was een jaar of 14 en het liep tegen de zomer. Moest 10 dagen het bed houden, had de dokter gezegd. Op dag 1 en 2 was ik doodziek. Op dag 3 kwam mijn schoolvriendje Willy op ziekenbezoek. Als enige, want de bof had hij al gehad. Ik had nog niet veel praats. Op dag 4 ging het met mij al beter. Op die dag ook werd Willy bij de kermis door een dronken vent van het trottoir gereden. Op dag 8 werd hij begraven. Het werd verstandiger gevonden dat ik daar niet naartoe zou gaan, om niet iedereen aan te steken. Want met de bof wist je het maar nooit. Op dag 12 kon ik weer naar school. Het werd nooit meer hetzelfde.

Er waart een bof-epidemie door Nederland, begonnen in onze eigen versie van de bible belt. Met dank aan onze gereformeerde mannenbroeders. Volkomen onnodig. Klootzakken.

dinsdag 22 april 2008

bezet

gisteren struikelde ik over oud zeer. bezet. ik dacht dat dat iets utrechts was. bezet. bezet. te voet op weg naar het station kwam ik door wijk s. aan een muur was een rood wit plastic lint aangebracht. het flapperde in de wind. iets verder om de hoek op de muur met krijt: bezet. in kapitalen. BEZET. hoe meer ik het station naderde, hoe vaker ik een met krijt bezet stukje stoep of muur tegenkwam. bezet. bezet. bezet. ik passeerde zelfs een parkeerplaats met een soort luchtbezettingsconstructie. een lijntje tussen twee bomen met daaronder allemaal friemeltjes, tot aan de daken van de er nog onder geparkeerde auto's. wijk s. bezet gebied. een woede ontstak zich in mij. bezet. wat nou bezet? een duiveltje maakte zich van mij meester. ik duwde - in gedachte - een pinguin opzij. dat hielp. de woede nam af. ik passeerde een boerka. een wijdbeens op een stoel gezeten onderuitgezakte vetklep. ze schreeuwde hard in een telefoon. 'bezet bezet', neem ik aan, want verstaan deed ik haar niet. ik zag dat ze een voortand miste. gelukkig boerde ze niet. ik kon weer lachen. vlakbij het station geen bezetting meer. het was voorbij.

maandag 21 april 2008

gesloten boek

het moet gezegd. het deed me wat. die andere is weer terug. de koffie werd vanochtend door beide vrouwen geschonken. haar moordneigingen leken te zijn afgezwakt. zo trek ik het ontbijt wel weer. vreemd toch wat zo'n koffiejuffrouw kan aanrichten. ik hoop dat het nu over is. een gesloten ontbijtboek.

Zeekapitein

Een zeekapitein in vol ornaat
Loopt rondjes in de straat
Je kijkt verbaasd
Hij lijkt verdwaasd
Geen gezicht, het moet gezegd
Zo'n zeekapitein in hartje Utrecht

(Hé? T rijmt!)

vrijdag 18 april 2008

Holle organen

"Holle organen, daar wil ik het nog even met je over hebben", werd me vandeweek in het voorbijgaan toegeroepen. En we hebben het er ook vluchtig over gehad. Waarna het gesprek al snel een wending nam in de richting van – onder veel meer - de mogelijkheid van het houden van aasgieren in de stad, nu de duivenmelkerij definitief op zijn retour lijkt. Toch. Holle organen. Het beeld laat me niet meer los.

donderdag 17 april 2008

redacted

de soldaat filmt zichzelf en zijn maten. de student, de bullebak, de gevoelige jongen, de beroeps voor volk en vaderland en de harde pornoman. weken duren maanden. alom aanwezig geweld maakt karikaturen van de jongens. tijdens een patrouille loopt een sergeant op een bom. een afgerukte arm landt slechts centimeters voor de draaiende camera. die nacht verwerken de jongens hun emoties met drank en drugs. tijdens een pot pornopoker valt een besluit. drie van de mannen koelen hun frustraties op een burgergezin. moeder, oma en opa worden in koele bloeden neergeschoten. de dochter wordt als oorlogsvlees genomen en later verbrand. oorlog is gruwelijk.

woensdag 16 april 2008

De machine die mij maakte - en ook wel brak

Mijn hoofd is in het dorp. Misschien word ik oud of ik ga dood, weet ik veel. Maar hoe dan ook: mijn hoofd is in het dorp. Kijk daar loopt m’n nichtje. Je ziet ’t zo, want ze liep eens in een roestige spijker en nu trekt ze met d’r been, al wordt ‘r ook wel gezegd (mijn hoofd is in het dorp) dat d’r vader daar de hand in had. En daar heb je kleine Peer. Kwade tongen (mijn hoofd is in het dorp) beweren dat hij d’r een is van die vent van de Leesmap. Hij is met Johan, die niet leren kon en dat met een wekelijks pak op z’n donder moest bekopen en nu wordt er gefluisterd (mijn hoofd is in het dorp) dat ie daardoor niet van de jonge meisjes af kan blijven. Mijn hoofd is in het dorp, de machine die mij maakte – en ook wel brak

toetjes

twee toetjes gegeten, glundert ze. en een hele uitleg over het om de tuin leiden van de kok volgt. maak je maar druk om toetjes, denk ik. dat maakt de wereld in ieder geval aangenaam te bevatten. dat ontslaat je van je huiswerk om na te denken over hoe je in hemelsnaam op deze plek terecht bent gekomen. een plek waar ze je twee toetjes serveren, tenmidden van een redelijk seniel wordende omgeving. pff, waar maak ik me ook druk om. eh, wat waren dat eigenlijk voor toetjes, ma? zouden ze er na jouw veelvraterij misschien nog eentje voor mij over hebben?

maandag 14 april 2008

mosselmens

wilde ideeen. als je mosselen wil koken neem je een pan, wat kruiden, een slok witte wijn, wat groenten en de mosselen natuurlijk. je zet het geheel op een vuurtje en wacht. het vuur verwarmt de wijn en de mosselen beginnen te zweten. het zweten reinigt de mosselen en de groenten. de kruiden doen de rest. hetzelfde kan natuurlijk ook met een mens. neem een bad vol water. zet het in je tuin. stook er een vuur onder. plaats het mens in je bad en voeg wat badkruiden toe. een lekker flesje witte wijn naast het bad doet wonderen. heerlijk schoon en welriekend stapt het mens even later weer uit het water.

maandag 7 april 2008

ontbijtceremonie

met haar gezicht.van een onbegane misdaad.schenkt zij koffie.
iedere dag meer.wantrouw ik het broodje.bij mijn ontbijt.
een strak gelaat.een melkkleurig uiterlijk.een ring door een ooglid.
lijkt zij koel.uit een serie gestapt.een moord te beramen.

Kingdom Treehouse

nee, vandaag ga ik niet naar beneden. ik blijf lekker hierboven en de ladder blijft ook hier. zak er maar in met zijn allen, daar onder. in mijn hut is het overzichtelijk en duidelijk. een beetje windruis en wat zonlicht. wat meer heeft een mens nodig? ik moet alleen nog eens even nadenken hoe ik dat met die emmer in de hoek ga doen. de emmer wordt maar voller en de boel zomaar uit het raam flikkeren levert een walmende basis van bestaan op. slecht idee. ook moet ik eens nadenken over eten op hoogte. nabij Engeland ligt Sealand, een koninkrijk gesticht op een booreiland. die Sealanders hebben natuurlijk ook van dit soort uitdagingen overwonnen. werk aan de winkel. morgen. want vandaag ga ik niet naar beneden.

zaterdag 5 april 2008

Saturday Night Fever

Niet eens zo heel ver weg doen mannen van mijn leeftijd op zaterdagavond bijvoorbeeld iets als: de pony uitlaten.

vrijdag 4 april 2008

bewegen


eindelijk begrijp ik waarom ze zo graag iets met beweging wil. het is haar lijf. dat kan wel wat beweging gebruiken. meer beweging minder lijf, zal ze gedacht hebben. en als iedereen daar nou zo over gaat denken komt het helemaal goed met ons land. minder vetzucht, meer economie. want als iedereen gaat bewegen en vermageren komen de gewone proporties weer in zicht. dan wordt gemiddeld Nederland gezonder en zijn er minder mensen ziek. lege ziekenhuizen, volle kantoren en fabrieken. en trots bloeit bewegend Nederland op. oude mensen bewegen, files bewegen, allochtonen bewegen. wat een feest…
vermoeiend mens hoor.

woensdag 2 april 2008

Professioneel achter glas

Wie is wie en wat is wat
Sorteer, registreer, concludeer
En – oh ja – hou de tijd in de gaten
Want tijd is geld en geld is…

Hé, kijk daar, twee mannen op de gang
Eén met zo’n mooie tas
Innig gesprek, dat zie je zo
Met aandacht en toewijding

OK, waar waren we gebleven
Goed verhaal, wil iemand reageren?
Maar hou het kort
Want tijd is tijd en geld is…

Verrek, daar loopt dat mens al
Met een enorme schaal vol hapjes
Hoe doet ze dat, op één hand?
Ze gaat vallen, weet ik zeker

Jongens, even d’r bij blijven
We moeten het nog samenvatten
Maar wel een beetje tempo
Want het geld is op en de tijd is…

groot rijbewijs, theorie examen

knoestige vingers friemelen wat onbehouwen op het vuistgrote toetsenkastje. een verbleekte juffrouw legt met iele stem uit wat de rauwe mannen en twee vrouwen in de zaal wel en niet mogen. de spanning is te snijden. dan begint de voorstelling. een vrachtwagen in beeld rijdt te dicht langs twee ruiters, een oplegger is een maatje te lang en mistlichten worden ontstoken bij zware sneeuwval. een stevig gevecht met de toetsenboren volgt. de stress is compleet. na een klein uur valt het doek. applaus blijft uit, de spanning stijgt nog meer, de bleke juffrouw verdwijnt achter een deur. na enkele minuten komt zij terug en deelt mede welke ongelukkigen op een volgende voorstelling verwacht worden…

dinsdag 1 april 2008

Een liefdesverklaring

De deerniswekkendheid van bezoeken aan 2e hands autodealers bespaar ik je. Want het gaat hierom: weggestopt in een hoekje van het terrein vol met glimmende karretjes van een goed bouwjaar, zag ik haar staan. Groot, vaalrood – niet van nature, maar door de inwerking van tijd en zon en zure regen. Vol met butsen en krassen. Op haar linker bil een gebarsten lakblaas, knullig bijgewerkt met een verfje dat het zeker zou verliezen van de plamuur eronder.
Ik zag geen obstakels maar kansen. In haar kofferbak kun je languit slapen. Twee pallets naast elkaar leggen. Een kleine motorsloep vervoeren. Een kudde zieke schapen in nood naar het dierenhospitaal brengen. Ik noem maar wat. Ze heeft de uitstraling van een stevige oude tante die op bezoek komt om een kopje thee te drinken met een straffe borrel ernaast. Ze vertelt sterke verhalen en belooft dat het nog sterker kan. Ze is struis en stoer en onverwoestbaar. Mijn oversized tante uit Zweden. Het wordt een mooie zomer.

maandag 31 maart 2008

Berusten

Nu missen alle smurfen een pootje
Van dat fijne mes is de punt gebroken
Ja, ik wil wel voor je pinnen, maar waar is het pasje?
Dat boek moet hier ergens liggen - of anders in Zeeland
Verdomme, er zijn wel drie pakken hagelslag, zeker weten
(….)
Nou ja, appelstroop is ook héél lekker

het lam gods

een grauwkleurige Mercedes rijdt langzaam onze kant op, het kerkhof voorbij. uit het roestbarrel stapt een bekende kop. geen prettige kop. Het is de broer van Marc, een onberekenbaar type. ‘een van jullie schapen stond daar dinsdag nog tussen de bloemstukken’, zegt hij en hij wijst naar het kerkhof. ‘ik heb het weer de wei in gedreven.’ we huiveren bij zijn woorden. creep. ‘een hond heeft gisteren de kleinste van de vier te grazen genomen’, antwoord ik. ‘je broer hoorde het en heeft het dier afgemaakt. het ligt nu in de vriezer.’ de boer knikt begrijpend. hij telt voor de zekerheid de drie resterende beesten na. ‘ok, Marc was er op tijd bij. het vlees is nog te eten, dus.’ hij is gerustgesteld. ik zie beelden van drie Belgische films tegelijk voor me opdoemen…

Restpartijen

Nu de handel in restpartijen zo’n eclatant succes is, slaat de overmoed toe. Niet veel later is hij wanhopig op de vlucht om executie te voorkomen - van een aardappeltermijncontract.

woensdag 26 maart 2008

ma jarig

mijn moeder verjaart vandaag. ik heb het af en toe maar moeilijk met alle verwikkelingen rondom haar heupbreuk, de gedwongen verbouwing van haar huisje en de schaamte van familieleden over haar gekzijn. hoe meer gek, hoe meer held, wat mij betreft. voor haar verjaardag schreef ik haar een kaart met de volgende tekst:

ma
je huis ontpluisd
wekenlang stof
tot nadenken

verzet tegen de leegte
ontnomen
verzameld eigen werk

treur niet om materie
het meeste is er nog
herwin je vrijheid, loop!

erg belangrijk rest je
vrijheid niet in huizen
maar in je eigen lijf

verzet, verzet, verzet!!!

proficiat

Conservatorium

Bij het conservatorium kun je van die cellomeisjes zien, die - als ze hun instrumentkoffer op de rug snoeren – heerlijk ordinair hun sigaret schuin in de mondhoek laten bungelen, waarbij dan gewoonlijk één oog heel even half dicht gaat.

dinsdag 25 maart 2008

oma

met mijn armen vol langwerpige lunchattributen loop ik langs de muziekwinkel om de hoek. mij kruist een vrouw met tenger postuur en grijze haren het pad. zij stapt de winkel binnen met onder haar arm een glimmende basgitaar, bordeauxrood. ik sla het beeld in me op. licht verward loop ik door. wat doe dit oma-wezen met een stoere gitaar onder haar arm? een cadeau voor een kleinzoon. onaannemelijk. misschien haar eigen gitaar. ouderen worden steeds jonger en jongeren steeds grijzer. ik kom er niet uit. met moeite dwing ik mezelf om niet terug te gaan naar de winkel om het de vrouw zelf te vragen.

maandag 24 maart 2008

3e generatie

Nee, ik kan niet lopend op straat een broodje of een zakjes frites eten – liever viel ik dood van de honger, denk ik.

Ja, ik draag wel graag laarzen met van die oneconomische, keiharde lederen hakken die heel luid klakken op klinkers in stadstraatjes – en dat klinkt – zo te zien - voor mannen die voor je lopen wel degelijk als het geluid dat duidt op de mogelijke aanwezigheid van een lekker wijf.

Er was eens een oorlog, maar die is al zo oud dat er bijna niets meer van over is.

zaterdag 22 maart 2008

Gent


de barman lurkt als bezeten aan zijn pijp, in een hoekje staat een grote doos sigaren van Belgische bodem. ondersteboven aan het plafond hangt een skiff, beeldvullend. een aangeschoten klant probeert me te naderen en stoot een slordig met kranten beladen barkruk om. roken is hier niet nodig, om voldoende PAKs binnen te krijgen. naar adem snakkend aanschouw ik de bar: twee glazen vazen witte lelies en een koperen napoleontische ketel met geel rode rozen nemen een schoon uitzicht op barman-met-charisma weg. de derde dubbele Westmalle vraagt veel van mijn blaas, maar als ik achter de bar een deur door wil zegt de barheer mij dat de koer defect is. al enige dagen. een technisch probleem.

donderdag 20 maart 2008

Het puistje van de hypochonder

Al dagen voel je – voorzichtig - aan je neus
Ja, daar zit duidelijk iets vervelends
Dan dringt de bittere waarheid door
Huidkanker, kan niet anders
En het moet al uitgezaaid zijn
Die druk op je ogen, die pijnlijke schouder
Ging het zo niet bij tante Sofie?

Manmoedig begint je hoofd te plannen
Er zijn 7 liedjes die op een CD moeten
Je hoopt maar dat er een hospice in de buurt is
Toch beter voor de kinderen
En als er geen ontkomen aan is, dan graag in de zomer
"Minder bloemen, méér drank"
Kun je zoiets op een rouwkaart zetten?

woensdag 19 maart 2008

Chinees

zalf, wierrook een heilig kleedje en wat parafernalia. poppenkast voor een heiden. de vreemde man trekt zijn jurk aan en prevelt gebeden. de sfeer is magisch, geladen. haar doodzieke vader leeft op. hij voelt nu kracht, nodig om te sterven. ik grijp zijn hand, een laatste keer warm. als iets vrede is dan is dit het. de cirkel is rond, zegt hij. hij is klaar om te gaan. de man trekt zijn jurk uit en vertrekt. we halen een rijsttafel bij de afhaalchinees. op zoiets moet gegeten worden! de volgende keer dat ik haar vaders hand voel is deze koud…

dinsdag 18 maart 2008

Blikschade

Opgedregd meisje
Pa’s laatste uur op aarde
Neergeschoten Mocro op de Vleutenseweg
Hoe ze langs me heen keek toen het er echt toe deed
Een bloeddoordrenkt laken op de A27
Harde klappen met de lange lat
Alle sekstoeristen in Thailand
En – laatst nog - de toegeknepen oogjes van Rita Verdonk

donderdag 13 maart 2008

zebra



een oude mercedes staat daar strak en mooi te wezen in een eindeloos blikveld. aan de rand van dit blikveld ruik ik de paarden van de koningin. ammoniak. onder de rook van de paarden net buiten het blikveld een monument. het stond er opeens na de krantenberichten. een doorsnee verkeerslicht met bloemen en tekeningen versierd. soms ook met een ballon met een hart. het begon tijdelijk maar langzaam wordt het chronisch. een romantieke paal, zwart wit, vol tekenen van de dood. slechts de witte zwanen in het meer ontbreken. het licht wordt groen. ik steek over.